Stress hoort erbij. Echt?

Deze week publicatie nummer zoveel uit de reeks burn out en werk. We weten dat stress en stressgerelateerde klachten goed zijn voor 70% van het arbeidsverzuim, zo niet meer. We weten ook dat ieder dag verzuim zo rond de € 300,- kost. Daarbij zal het percentage mensen met stressklachten nog substantieel hoger liggen bij diegenen die geen werk hebben, terwijl ze dat wel zouden willen. De kosten van de gezondheidszorg lagen in 2016 rond de € 96.000.000.000,- Dat iedere Nederlander ruim € 300,- direct of indirect per maand meebetaald aan stress, is overigens al iets om stress van te krijgen.

En dat zijn nog maar de zorgkosten, de kosten van het verzuim zijn hier nog niet bijgeteld. De belangrijkste kosten zijn echter niet in € uit te drukken. Stress, als containerbegrip voor het hele scala aan destructieve emoties zoals frustratie, ergernis, zelfschaamte enzovoort gaat vooral ten koste van levensvreugde. Zowel voor degene die stress heeft als voor zijn of haar omgeving. Toch lijkt het of stress vooral een onderwerp is voor onderzoekers, therapeuten, medici en adviseurs. Last hebben van stress, lijkt nog behoorlijk in de taboesfeer te liggen. Terwijl mensen die geen last hebben van stress toch echt leukere gezinsleden, partners, werknemers en clubgenoten zijn…

“Mijn manager is wel de laatste die ik zou vertellen dat ik last heb van stress of onzekerheid”. Angst om als incompetent of inferieur te worden gezien, promotie mis te lopen of boven aan de lijst te komen van mensen die eruit gaan bij reorganisatie, zal hier een belangrijke rol spelen. Iemand heeft al last van stress, ongeacht wat als oorzaak wordt aangewezen, maar krijgt nog meer stress uit angst dat zijn of haar manager het zal ontdekken… Lijkt me niet handig. Toch is dit de stellige overtuiging van menig werknemer.

Stress zal eerst uit de taboesfeer moeten worden gehaald. Wellicht heeft het te maken met een lacune in onze Westerse opvoeding dat ‘overspannenheid’ een aandoening is, een gebrek of een zwakte. We hebben wel leren fietsen en zwemmen, maar we hebben niet geleerd hoe we constructief met emoties moeten omgaan. Teleurstelling, zelfschaamte, onzekerheid, frustratie, ergernis, woede, angst, jaloezie enzovoort waren sensaties en stemmingen waarvan we vooral niet moesten laten merken dat we die hadden. En als je daar wel publiekelijk last van had, was het tijd voor een bezoek aan een psychiater. Het zat dan tussen je oren, je was ziek. Niet alleen dat je ziek was, het was ook nog beschamend om zo’n aandoening te hebben. Het imago van stressklachten ligt dan aardig in de richting van een genitale aandoening. Daar loop je niet mee te koop.

Een van de gevolgen is dat mensen met stressklachten pas werkelijk hulp zoeken als het tot een burn out of erger heeft geleid. Een ander gevolg is dat de huisarts als eerste geconsulteerd wordt. Met als gevolg dat veel stressklachten gemedicaliseerd worden, terwijl we weten dat het effect van stemmingsveranderende medicijnen op z’n minst gezegd ernstig betwijfeld mag worden.

De realiteit is dat constructief omgaan met emoties een vaardigheid is. Een vaardigheid die vrijwel iedereen kan aanleren en die zelfs beduidend eenvoudiger aan te leren is dan menigeen nu nog zal denken. Mensen met een hoge emotionele intelligentie, hebben deze eigenschap van nature. Ze zijn levensgelukkiger, behalen gemakkelijker die resultaten die voor hen belangrijk zijn, hebben onderhoudende vrienden en goede relaties. Het zijn de mensen waar we bijna jaloers op zouden kunnen worden.

Het is dan wel belangrijk om het onderwerp ‘stress’ anders te gaan belichten. Stress hoort er niet gewoon bij. Stress is alleen functioneel als die energie ook daadwerkelijk functioneel gebruikt kan worden, zoals het opladen voor een belangrijke prestatie of een levensreddende actie. In alle andere gevallen is het destructief. En dan heb ik het nog niet over de mensen die er zelfs trots op zijn dat ze zoveel stress hebben op het werk…

Voor een training ‘verhoog je EQ (en reken af met destructieve emoties), ben je van harte welkom.

 

 

Negatieve gedachten zijn normaal

Het is veel erger om je zorgen te maken over het feit dat je negatieve gedachten hebt, dan dat je negatieve gedachten hebt. Hoe hard sommige positiviteitsguru’s ook beweren dat negatieve gedachten slecht zijn en hoe zeer sommigen ervan ook overtuigd zijn dat datgene wat je denkt ook altijd waarheid zal worden. Het is niet waar.

Denkbeelden over wat er mis zou kunnen gaan, zijn volkomen natuurlijk en normaal. Dit heeft te maken met onze overlevingsfunctie waarbij iedere situatie geanalyseerd wordt op potentieel gevaar. Ondanks dat ons normale dagelijkse bestaan (hier in het Westen) nauwelijks werkelijk levensbedreigend is, is zo’n systeem – dat cruciaal is geweest voor de ontwikkeling van onze soort – niet zomaar even ‘uit te zetten’.

Even een ‘weetje’ over jezelf: je mentale brein bestaat uit drie lagen, alle drie met een andere functie. Het onderste gedeelte (de andere twee laat ik hier even voor wat ze zijn) is gericht op het begrijpen van de wereld om ons heen, het in beeld brengen van de buitenwereld en het onderscheiden van de verschillende elementen en fenomenen in die buitenwereld. Dit deel heeft een relatie met de eendimensionale beleving van tijd. Fysiek gezien kunnen we maar op één plaats tegelijkertijd zijn. Morgen kan niet eerder komen dan gisteren. De tijdlijn – de tweede dimensie – is voor dit deel van het brein dan ook niet meer dan een denkbeeld dat wordt gevormd door de herinneringen die we hebben aan het verleden en de verwachtingen over de toekomst. Aangezien deze herinneringen zijn gevormd door impressies bevat dit deel van het brein ook de impressies en betekenis die we aan onszelf geven: ons zelfbeeld. Dit onderste gedeelte van ons brein is het terrein van de wetenschap: het willen begrijpen hoe het werkt en we willen onszelf begrijpen.

Voor het leven en bestaan op Aarde is dit deel van het brein meer dan toereikend. Het kan analyseren, oplossingen bedenken, innoveren, logisch redeneren en plannen maken, gebaseerd op de verwerking van de zintuiglijk ontvangen informatie. De functie van dit deel van het brein is het vermogen om elementen van elkaar te onderscheiden en te kwalificeren. En, laten we eerlijk zijn, het is bewonderenswaardig waartoe dit brein in staat is. Dit breindeel heeft alles te maken met het leven op Aarde en daarmee met onze overlevingsfunctie. Het kunnen onderscheiden van eetbare bessen en paddenstoelen van de giftige, was best handig. Net als het kunnen onderscheiden van dieren waarbij je wel al dan niet tot hun dieet behoorde. Het is dan ook volkomen functioneel om alles dat onbekend is als onveilig aan te merken tot het tegendeel vast stond. Anders gezegd: in dit deel van het brein ontstaan de negatieve gedachten. Iedere situatie of omstandigheid die onbekend is, activeert dan ook het instinctieve systeem van vechten of vluchten. We zijn nieuwsgierig genoeg om te onderzoeken, maar klaar om te vechten of vluchten.

Dit mechanisme van vechten of vluchten is razendsnel vergeleken met onze gedachten. Vergelijk het met een kniereflex: de reactie is eerst en daarna komt pas het besef van die reactie. Wat aan de andere kant wel eens lastig is, is dat we dit systeem niet uit kunnen zetten. Het gaat automatisch aan wanneer we in een donkere steeg in lopen en het gaat zelfs automatisch aan wanneer we een onbekende naderen. Een onbekende of een onbekende situatie is onveilig totdat het tegendeel blijkt. Daarmee hebben negatieve gedachten hebben dus in belangrijke mate bijgedragen aan het succes van onze soort. Veilig mag dan ook gesteld worden dat die voorouders met de beste negatieve gedachten een grotere bijdrage hebben geleverd aan de huidige wereldbevolking dan hun meer naïeve collega’s.

Negatieve gedachten zijn er dus gewoon. Altijd. En daar is niks mis mee. Waar het mis gaat met negatieve gedachten is ofwel als je gelooft dat ze waar zijn, ofwel als je van jezelf vindt dat je geen negatieve gedachten mag hebben. In beide gevallen geef je dan een betekenis aan die gedachten, waardoor ze wel van invloed worden op je leven en je omstandigheden.

Als je gelooft dat je negatieve gedachten ‘waar zijn’, ontstaat er een koppeling met een emotie. Destructieve emoties als onzekerheid, angst, frustratie, schaamte of stress zijn maar al te bereid om ‘mee te gaan’ met zo’n gedachte. Met als gevolg dat er een overtuiging ontstaat ‘dat het zo gaat worden’. Het is die overtuiging die van toepassing is op ‘piekeren is bidden voor wat je niet wilt’.

Negatieve gedachten hebben terwijl je vindt dat je ze niet mag hebben, is als niet willen dat gras groen is. Het is vechten tegen een realiteit die je niet kunt veranderen, waardoor het een gevoel oproept van schuld, schaamte of onvermogen. Waardoor je – inderdaad – er een destructieve emotie aan koppelt.

Negatieve gedachten. Het is een signaal van een gezond en adequaat functioneren van je overlevingsfunctie. Zie ze en laat ze voor wat ze zijn, geef ze geen aandacht.

Stap voor stap…

Zes jaar geleden was ik om deze tijd onderweg van St. Jean Pied de Port naar Santiago de Compostela. Het wordt ten zeerste afgeraden om deze wandeling van iets meer dan 800 kilometer in de winter te doen. Het weer in de Pyreneeën kan verraderlijk zijn en meer dan 70% van de herbergen en restaurants onderweg zijn gesloten. Dorpjes zijn, of lijken in ieder geval, uitgestorven en slechts nu en dan kwam ik een andere pelgrim tegen.

Kans op vorst, sneeuw en onderkoeling was eigenlijk niet eens de belangrijkste reden waarom deze wandeling voor mij op dat moment af te raden was. Minder dan drie maanden daarvoor was mijn borstbeen doorgezaagd om mijn aorta-klep te vervangen. Zo’n ingreep betekent dat je conditie daarna echt 0,000-beetje is. “Wandelen is goed voor je” had de cardioloog gezegd. Ik had bedacht dat als ik anderhalf uur kon wandelen, dat ik de hele route in stukjes van anderhalf uur kon knippen zodat ik er uiteindelijk wel zou komen. ’s Morgens anderhalf uur, koffie, weer anderhalf uur, lunch en dan misschien nog een keer anderhalf uur.

Feitelijk meer een wandelend patiënt dan goed voorbereid, stapte ik op 8 januari St. Jean uit. Om me nog geen 500 meter verder af te vragen waar ik in hemelsnaam aan begonnen was. Omdat mijn borstbeen moest helen, had ik niet met een rugzak kunnen oefenen. Nu hing er meer dan 15 kg op mijn rug, het ging bergop en Santiago leek daarvandaan net zo onbereikbaar als een buitenaardse planeet. De paar pelgrims die ik ’s morgens had gezien, waren ver voor mij uit beeld gelopen. Daar liep ik. Alleen. Over diezelfde Napoleonsroute, waarvan de herbergier de avond ervoor nog had gezegd dat die nu te gevaarlijk was. Mocht ik ooit getwijfeld hebben aan een genomen besluit, dan was dit ‘m wel.

Vanuit mijn sportverleden heb ik een grote voorkeur voor schema’s en cijfers. Iedere meter die ik gezwommen of gelopen heb, was vooraf gepland en werd achteraf geregistreerd. Een wedstrijd van 4 km cross knipte ik mentaal in stukjes: 8 x 500 meter was voor mij veel beter. Ik begon te rekenen: 800 km, met een paslengte van 80 cm… en raakte in de knoei met het aantal nullen. Nog een keer… 1.000.000 stappen, op de kop af.

Op dat moment besloot ik dat het van hier naar Santiago de Compostela maar één stap zou zijn: de stap die ik nu maakte. Alle andere stappen bestonden immers alleen maar in mijn gedachten, die waren niet echt. De stap die ik nu maak is wel echt. Ik ging mijn stappen onderzoeken: aandacht bij hoe een stap eigenlijk tot stand komt. Voelen hoe mijn spieren en gewrichten bewegen. Door de aandacht zo volledig mogelijk te houden bij wat mijn lijf op dat moment aan het doen was, verdween de paniek, de onzekerheid, de scenario’s over waar het mis zou kunnen gaan. Zelfs het geïmproviseerde monument van de pelgrim die op die berg overleden was, leverde een glimlach op. Gedachten aan de dood had ik al voldoende gehad. Het leven lag voor me.

Santiago is maar één stap. Het is een metafoor die me er aan herinnert dat ik altijd maar één ding tegelijk kan doen. Terug van Nieuwjaarsverlof en meer dan 600 mails? Nee. Je hebt maar één mail tegelijk waar je je aandacht op hoeft te richten. Zoals alle stappen er al lagen, ik hoefde ze alleen maar één voor één in te vullen. Focus, werkelijk je aandacht richten op wat je nu aan het doen bent geeft rust. Daarbij: het verkleint de kans op uitglijders en blessures omdat je niet uitkijkt waar je loopt. Dit is in het ‘gewone leven’ niet anders. Veruit de meeste dingen gaan verkeerd omdat je het ene aan het doen bent terwijl je in gedachten ergens anders bent. Je lijf is aan het typen, praten, autorijden of fietsen terwijl je gedachten ergens in de toekomst of in het verleden zijn. Heen en weer tussen ‘had ik maar…’ en ‘als ik nou…’ Spanning en stress ontstaan als je eigenlijk iets anders wilt doen dan wat je nu aan het doen bent of ergens anders wilt zijn dan waar je nu bent.

Onvoorspelbare tijden…

“Wat wil je later worden?” Als je deze vraag afzet tegen de technische ontwikkeling, wordt het steeds lastiger om daar nog een antwoord op te geven. Het tijdperk van de kunstmatige intelligentie is al begonnen. Karakteristiek hierin is de verschuiving van ‘beter, sneller en goedkoper’ naar ‘volkomen anders’. Een verschuiving die een gigantisch effect zal hebben op het aantal beroepen dat nu nog bestaat. Vooral die beroepen waar je een ‘goed stel hersens’ voor nodig hebt.

 

Toen de schaker Kasparov in 1997 werd verslagen door een computer, werd duidelijk dat ons IQ overtroffen kon worden door dat van een ‘botje’. Inmiddels is de beurshandel al lang niet meer een markt waar mensen zich bewegen, maar een systeem van botjes die op elkaar reageren. Zelfrijdende auto’s zijn al lang geen nieuws meer. Waar mechanisering begon met het overnemen van fysieke arbeid, zijn we nu zover dat robotisering steeds meer onze mentale arbeid overneemt. En terwijl dit volop gaande is, staan we wezenlijk nog maar aan het begin van een nieuw tijdperk. Het paradigma van de naoorlogse generatie valt uiteen en het is aan de twintigers van deze tijd om een nieuw paradigma te bouwen.

 

Hoe de wereld er over vijf of tien jaar uitziet, weet nog niemand. Wat daardoor wel zeker is, is dat het aspect ‘voorspelbaarheid’ steeds kleiner wordt. En voorspelbaarheid heeft weer een directe relatie met stress. Ons huidige bestaan hebben we vooral te danken aan een voorspelbare omgeving. De overgrootouders van onze overgrootouders konden overleven dankzij een zekere voorspelbaarheid van hun omgeving. En ons DNA heeft in de loop van die paar duizend jaar beduidend minder upgrades gehad dan de smartphone die je drie jaar geleden kocht.

 

Onvoorspelbaarheid zet je instinctieve alarmsysteem aan, maakt je op je hoede voor wat zou kunnen gebeuren. Het bereidt je lichaam voor op een vechtvluchtreactie. Ook als er geen werkelijk levensgevaar is. Het maakt immers voor de werking van ons stress-systeem niet uit of de dreiging reëel is of bedacht. Eigenlijk is hier sprake van een bizarre paradox: innovaties die gericht zijn op het gemakkelijker maken van ons leven, veroorzaken dat we meer stress hebben doordat de toekomst minder en minder voorspelbaar is.

 

Hoe sneller de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie gaat, des te meer bedreiging dit vormt voor ‘werk en inkomen’, wat daarmee ook de wortel van ons bestaan raakt. “Wat doe je” of “wat wil je later worden” neemt nu nog een prominente plaats in. Je ontleent er een belangrijk deel van je identiteit, je status en je toekomstverwachting aan. Wat als dat werk ineens niet meer bestaat? Wat als je bijvoorbeeld jarenlang medicijnen hebt gestudeerd om confronteerd te worden met een ‘botje’ dat veel beter in staat is om diagnoses en behandelmethoden voor te schrijven?

 

Als ‘wat wil je later worden’ steeds minder relevant wordt, zal dit een verschuiving veroorzaken naar “wat kun je nu al doen” en “wat wil je nu al zijn”. Een onvoorspelbare buitenwereld is een impliciete uitnodiging om die betrouwbaarheid in je binnenwereld te vinden. Weten waar je kwaliteiten liggen, weten welke eigenschappen jij hebt die voor anderen waarde hebben. Flexibiliteit, optimisme, focus op hoe wel. Dit vraagt vooral om het vermogen om ontspannen te blijven en overzicht te houden, ongeacht de omstandigheden. Primair vraagt dit om de vaardigheid om effectief te kunnen omgaan met emoties, zoals stress, onzekerheid, ongeduld, frustratie, wantrouwen, teleurstelling en zo voort.

 

 

 

 

Hoe heet jouw paard?

De mooiste metafoor over het menselijk functioneren, is die van de equipage. Uit de periode waarin koetsen, paarden en koetsiers nog een hoofdrol speelden. In eerste instantie is de vergelijking wel grappig, bij overdenking ervan kun je de schoonheid erin vinden. En met enig zelfonderzoek naar de betrouwbaarheid van de vergelijking, kom je tot de – soms wat confronterende – ontdekking dat deze metafoor meer waarheid bevat dan ‘leuk’ is.

Bij een goed functionerende equipage maken zowel koets, koetsier en paard een verzorgde indruk. Deze zou je dan ook graag willen huren als je ergens heen wilt. De koetsier is alert en attent, weet de weg en kan uitstekend met het paard overweg. De koets is schoon en comfortabel. Ook als je in een voor jou vreemde stad bent, is er direct het vertrouwen dat je zonder problemen zult aankomen waar je wilt.

In deze vergelijking staat de koetsier voor je denken, het paard voor je gevoel en de koets voor je lichaam. Jij, als passagier onzichtbaar voor de buitenwereld, bent de inspiratie waardoor de equipage in actie komt. Zo zou ieders leven ook behoren te zijn: je inspiratie wordt door je denken omgezet in plannen, je enthousiasme zet je in beweging en je doet wat nodig is om inspiratie te transformeren naar realisatie.

Alleen… niet alle equipages zijn in uitstekende conditie. Veel geïnspireerde ideeën komen nooit verder dan idee. Met als belangrijkste reden dat de drie delen van de equipage niet samenwerken. De koetsier is in gedachten, dromend van een beter leven of mijmerend over waar het mis is gegaan. De bekende ‘als ik nou’s en had ik maars’, terwijl hij naar de buitenwereld een beeld van zichzelf wil verkopen als ‘de man van de wereld’. Vol van zichzelf en vol van illusies, wordt de aanroep van de passagier niet gehoord.

Het geld dat de koetsier ontvangt voor onderhoud van paard en koets gaat voornamelijk op aan drank en vermaak. Met als gevolg dat het paard ondervoedt en verwaarloosd is. De koets kent wellicht wat kleine gebreken en de bewegende delen zijn onvoldoende gesmeerd waardoor de kans op ernstige schade en uitval groter is geworden. Het paard, murw van het klappen van de zweep, gaat z’n eigen gang. Graast daar waar wat te eten is, staat stil bij ieder die een wortel of appel voorhoudt en vermijdt plaatsen waar het eerder pijn of ongemak heeft ervaren. De koetsier droomt wat voor zich uit, waardoor hij eigenlijk niet eens in de gaten heeft wat het paard doet. Als je al in zo’n equipage bent gestapt, zul je hoogstwaarschijnlijk uitstappen, de koetsier niet betalen en ander vervoer zoeken.

Ernstiger is het wanneer het paard op hol slaat. Geschrokken van iets onbekends in de omgeving, of reagerend op andere paarden die geschrokken zijn of ‘gewoon’ ineens de kolder in het hoofd krijgt. Het paard sleurt de koets achter zich aan, de koetsier valt van de bok en kan niet veel meer dan achter de koets aanrennen. Doorgaans eindigt deze rit als het paard uitgeput is of vastloopt omdat paarden wel over hekjes kunnen springen, maar koetsen niet…

Zo’n filmpje bedenken van een koetsier die achter z’n paard en koets aan rent, is nog wel grappig. Vanuit de metafoor gezien betekent dit dat je emoties bepalen wat je doet en je er geen enkele regie meer over hebt. Je doet boos, verdrietig, ongeduldig, jaloers, gefrustreerd, chagrijnig of wat dan ook, zonder dat je dat wilt of kunt veranderen. Als jouw paard over de rooie gaat, steekt dat ook weer andere paarden aan en voor je het weet is het een janboel van een kudde op hol geslagen paarden en koetsiers die er achteraan rennen.

Open kunnen staan voor inspiratie vraagt ten eerste om een attente en alerte geest die zich niet laat afleiden door allerlei impressies en reclames uit de buitenwereld, die weer associaties oproepen. Daarbij is het essentieel voor het proces van inspiratie naar realisatie dat de koetsier en het paard op elkaar zijn afgestemd. Dat het paard het vertrouwen heeft van de koetsier en dat de koetsier attent is op de kleine bewegingen van het paard, zodat hij tijdig kan bijsturen en tempo en richting kan bepalen.

Het paard veroorzaakt de beweging van het geheel. Alles dat we doen komt vanuit een emotie. Aangezien emotie bepaalt hoe jij je leven ervaart, is het best wel belangrijk om regie te leren voeren over die emoties. Ze tijdig op te merken en de energie ervan in juiste banen te leiden. Zodat je inspiratie via motivatie tot realisatie komt. Oftewel zodat je ontspannen kunt doen waar je gelukkig van wordt.

Deze metafoor is nog veel verder uit te diepen. Een eerste kennismaking levert veelal al het besef op dat ‘ik’ niet mijn denken ben, niet mijn gevoel ben en niet mijn lichaam ben. Het zijn wel drie kwaliteiten die ik nodig heb om het leven te leiden dat ik wil. De kunst is dan ook om deze drie samen te laten werken, ze alle drie te betrekken. Slechts aandacht voor één van de drie heeft dan ook niet zoveel zin. Zo is het bijvoorbeeld niet zo moeilijk om de koetsier de ene illusie over zichzelf te laten ruilen voor een andere. Het is echter meer zinvol om de relatie tussen de koetsier en het paard te verbeteren waardoor de conditie van het paard er op vooruit gaat. Eerlijk gezegd is dat laatste ook niet zo moeilijk. Dat is precies waarvoor we Counting bedoeld is.

 

Minder denken: meer energie

Waar ben je als je in gedachten bent? Hoe kom je daar?

Als…., dan… Heel veel gedachtestromen beginnen met ‘als’… Heel vaak komt na ‘als’ een gedachte aan wat je juist niet wilt dat gebeurt. Het piekeren en het zorgen maken. De toekomstscenario’s waarvan je juist niet wilt dat ze concreet worden. Aan de andere kant begint ook het wegdromen met ‘als’… Wat deze twee met elkaar gemeen hebben is dat ze beide op fantasie berusten en dat ze beide ongelooflijke energievreters zijn.

Energie krijgen vooral vanuit het voedsel dat we eten en de rust die we nemen. Energie voor ons denken, energie voor ons gevoel en energie voor ons fysiek. In relatie tot ons eigen energiegebruik gaat hier de vergelijking met olie op. Dieselolie is minder geraffineerd dan benzine en benzine is weer minder geraffineerd dan kerosine. Zoals meer gevoelige motoren een fijnere kwaliteit brandstof nodig hebben, zo is dat ook in ons ‘systeem’. Onze mentale functie kan uitsluitend kerosine verwerken. Onze emotionele functie heeft een mengsel nodig van kerosine en benzine en ons fysiek functioneert optimaal op een mengsel van alle drie.

In gedachten zijn kost energie. Te veel in gedachten zijn zorgt ervoor dat er te weinig hoogwaardige brandstof is voor ons gevoelsleven en er al helemaal niets meer overblijft voor ons fysieke welzijn. Met lusteloosheid als eerste signaal. Geen zin meer hebben in iets. Thuis komen uit je werk, op de bank vallen en niet veel meer willen of kunnen dan naar bewegende beeldjes kijken. Vooral geen zin hebben om zelf een uurtje te bewegen. Je emoties worden minder stabiel, net als bij een pingelende motor. Je wordt gevoeliger voor -vooral negatieve – emoties van anderen of juist onverschillig voor wat erin je omgeving gebeurt. En als de kerosine op is, merk je dat je niet meer helder kunt denken.

Eigenlijk ben je dan al de regie over je leven vrijwel kwijt. Dit gaat vaak samen met de overtuiging dat je somberheid of chagrijn komt door de omstandigheden en/of het gedrag van anderen. Van alles en iedereen kan de schuld krijgen van je misère of ongenoegen. Het vervelende is dat dit juist nog meer gedachten oproept die beginnen met ‘als’…

Niet in gedachten zijn, is aanwezig zijn. Je mentale aandacht is dan gericht op wat je aan het doen bent. ‘Je aandacht erbij houden’ zorgt ervoor dat er geen energie weglekt, waardoor je emotioneel gemakkelijker in balans blijft en meer energie overhoudt voor de dingen die je wilt doen. De wereld is leuker als je er bent…

We repeat what we don’t repair

Habits…

Veruit de meeste gewoonten zijn zeer functioneel. Zo hoef je niet iedere dag opnieuw te leren hoe je je veters moet strikken. Waarschijnlijk weet je niet eens meer of je vanmorgen eerst je linker- of je rechterschoen hebt aangetrokken. Wel zou je het hebben opgemerkt als je maar met één schoen aan de deur was uitgegaan. Onderzoekers beweren dat we hooguit 5% per dag iets doen waar we onszelf van bewust zijn. En, eerlijk is eerlijk, over het algemeen gaat dat best goed.

Maar om er nu een gewoonte van te maken om overal een gewoonte van te maken, blijkt niet zo handig. Voor je het weet, zijn je dagen een gewoonte geworden. Dat is overigens de reden dat de dagen steeds sneller lijken te gaan. Je doet niet alleen dezelfde dingen iedere dag maar ook je gevoelsleven en gedachten hebben hun eigen gewoonten. Zo reageer je voorspelbaar op wat je aangenaam vindt en net zo voorspelbaar op wat je niet aangenaam vindt. Je hebt een mening over politiek, religie en de opwarming van de Aarde, je hebt een mening over de mensen waar je regelmatig contact mee hebt. Je hebt de wereld verdeeld in dingen die je prettig vindt en dingen die je liever vermijdt. En je levenstevredenheid wordt in belangrijke mate bepaald door in hoeverre je er in slaagt om meer te krijgen van wat je prettig vindt en te vermijden van wat je onprettig vindt. Maar ook dat is een gewoonte… De dagen gaan steeds sneller en voor je het weet is het bijna kerstmis.

Stress treedt op als je niet realiseert wat je graag wilt en als je datgene wat je onprettig vindt, niet kunt vermijden. Als gewoonten voor meer dan 95% bepalen wat we op een dag doen, voelen en denken, dan is het aannemelijk dat we voorspelbare stressmomenten hebben. Stress die opgewekt kan worden door het weer, een verloren voetbalwedstrijd van je favoriete club, het verkeersgedrag van anderen, de kwaliteit van het openbaar vervoer en vooral het (eveneens voorspelbare) gedrag van niet te vermijden anderen. Die ene manager, collega, klant of wie dan ook waar je echt niet mee overweg kunt. Zelfs als je nu aan hem of haar denkt, gaat je hartslag omhoog en kun je een gevoel van walging of afkeer gemakkelijk oproepen. Die mensen waarvan je zegt dat je onzeker van ze wordt, gestrest raakt als ze in de buurt zijn of die op welke manier dan ook je werkplezier of levensvreugde frustreren.

Als je die voorspelbare stressmomenten hebt, heb je dus een gewoonte die niet functioneel voor je is. Als het voorspelbare – en voor hen natuurlijke gedrag – van anderen bij jou automatisch een vervelend gevoel oproept, dan heb jij daar last van. Niet alleen als je met ze geconfronteerd wordt, maar zelfs het idee van een mogelijke confrontatie kan al stress oproepen. Als het idee dat het morgen regent nu al je humeur kan bederven, is dat niet zo handig. Gewoontes maken zelf geen onderscheid tussen functioneel en niet functioneel. Voor een gewoonte is het gewoon om zichzelf te blijven herhalen. Repeat or repair, jij hebt die keuze wel.

 

Improvement starts with “I”

“Hij maakt me onzeker” of “ik krijg stress van haar”. Generiek: “ik voel me … omdat een ander … “ Is het je wel eens opgevallen hoe vaak we anderen verantwoordelijk houden voor het vervelende gevoel dat ze bij ons oproepen? En hoeveel energie dat eigenlijk kost?

Hoe vaak gebeurt het niet dat iemand emotioneel reageert, waardoor jij weer emotioneel reageert en dat er, voordat je het weet, een hele kettingreactie ontstaat van negatieve emoties en verwijten. Het gesprek gaat dan al lang niet meer over de inhoud, maar over de manier waarop. We zijn veeleer bezig met de schuldvraag dan met de oplossing, terwijl de negatieve herinnering blijft. Met als gevolg dat we, op wat voor manier dan ook, ‘ons gelijk’ willen halen.

Zou het dan niet veel prettiger zijn om uit te gaan van ‘mijn gevoel is van mij’ ongeacht de wijze waarop dat gevoel opgeroepen wordt? Want als je merkt dat anderen kunnen bepalen hoe jij je voelt dan geef je die anderen eigenlijk een soort “macht” over je. Alsof ze een “emotionele afstandbediening” van je bezitten. Aangezien juist deze anderen vaak mensen zijn die je misschien liever niet in je leven hebt, is dat niet zo handig.

Hoe ga je hier nu mee om? Hoe pak je die afstandsbediening af? De oplossing is vrij eenvoudig: zelf de regie gaan leren voeren over je emoties. Te beginnen met niet langer te reageren op het gevoel dat die ander bij je oproept en die ander daar niet aansprakelijk voor te stellen. Jouw gevoel is immers van jou.

Hoe zit dat eigenlijk met die ‘emotionele afstandsbediening’? Hoe krijg je ‘m terug als je merkt dat anderen lukraak op de knoppen kunnen duwen waardoor jij je vervelend of ellendig voelt? Het idee dat jij verantwoordelijk kunt zijn voor het gevoel van een ander of omgekeerd, ontstaat bij veel mensen in de kindertijd. “Als jij dat doet, wordt mama verdrietig” of papa boos. Of omgekeerd. Vrijwel iedereen heeft wel van deze jeugdherinneringen. Het werkelijke probleem is niet zozeer de voorspelling van je ouder als uitkomst van een door jou kennelijk voorgenomen handeling. Het werkelijke probleem is dat je geloofde dat wat gezegd werd WAAR was. Met andere woorden, je geloofde dat jij, als tweejarige, de afstandsbediening had van het emotionele leven van je ouders. Vaak controleerden we ook nog even of het klopte. Toch maar mooi even die muurschildering maken en jawel… ze werd boos… Vanaf dat moment lijken we ervan overtuigd dat wij kunnen bepalen hoe anderen zich voelen. En zolang we die overtuiging niet inruilen voor iets met een hoger waarheidsgehalte, geloven we nog steeds dat anderen verantwoordelijk zijn voor hoe wij ons voelen en dat wij verantwoordelijk zijn voor hoe anderen zich voelen. Is dat, kijkend naar autonomie, individualiteit en jezelf mogen zijn, wel zo handig?

Daarom is een andere, meer constructieve, benadering zinvol: “Mijn emotie is van mij”. Ongeacht wie wat zegt of doet en ongeacht mijn omstandigheden. Niemand kan bepalen welke emotie ik daarbij heb. En “jouw emotie is van jou”. We kunnen dus hetzelfde meemaken terwijl we daar een volledig verschillende beleving van hebben. Ik kan wel respect hebben voor jouw beleving en daar rekening mee houden. Een verschillende beleving zegt immers niets over ‘wie gelijk heeft’.

Ik gok erop dat de meeste mensen zichzelf liever zien als autonoom en uitgaan van het recht zichzelf te mogen zijn. Dat de meeste mensen zichzelf liever niet zien als emotionele speelbal in de flipperkast van een ander. Maar… kijk eens om je heen. Hoeveel mensen ken je niet die bang zijn voor een manager of collega die last heeft van emotionele incontinentie? En hoeveel mensen doen niet dat wat ze eigenlijk zouden willen doen uit angst voor de emotionele reacties van anderen? Of, aan de andere kant, hoeveel mensen ken je niet die juist veel doen in de hoop op waardering of erkenning van anderen? Vaak hoor je mensen opmerkingen maken als: ‘ik voel me niet serieus genomen, ik voel me niet erkend, ik voel me niet gezien, ik voel me niet gehoord, ik voel me bedonderd” enzovoort, waarmee ze aangeven dat het gedrag van anderen eigenlijk bepalend is voor hun gevoel.

Toen je een jaar of negen was, ben je er waarschijnlijk achter gekomen dat die man met die witte baard die op 5 december jarig was, niet de echte Sinterklaas was. Je ouders, die overigens wel van jou verwachtten dat je eerlijk was, bleken te hebben gejokt. Net zoals ze gejokt hebben over het idee dat jij verantwoordelijk was voor hoe zij zich voelden. Als je nu dan ook bij jezelf constateert dat anderen bewust of onbewust veel invloed hebben op hoe jij je voelt, dan wordt het de hoogste tijd om deze “afstandsbediening van je emotionele leven” terug te gaan pakken.

Improvement starts with “I”.

Als ik mijzelf wil upgraden, zal ik dus bij mijzelf moeten beginnen. Ongeacht wat mijn passies, dromen, ambities en succeswensen zijn, zal ik eerst de regie moeten gaan leren voeren over mijn eigen emoties. Me ervan bewust worden en er de baas over worden. Dat is de allereerste stap. Het zijn tenslotte emoties die bepalen hoe ik me voel: gestrest of ontspannen, tevreden of gefrustreerd, enthousiast of zorgelijk. En dit gevoel trekt weer gunstige of juist ongunstige omstandigheden in de buitenwereld aan. Mijn emoties zijn dus te belangrijk om ze door anderen te laten beïnvloeden, laat staan te bepalen. Sinterklaas is niet een man met een mijter en een lange baard. Ik ben niet verantwoordelijk voor het gevoel van de ander en de ander is niet verantwoordelijk voor het mijne. Ongeacht wat anderen doen… “Ik heb het recht om niet negatief te zijn”.

The sad story is the winning story…

Je komt een goede bekende tegen die je al een tijdje niet gezien hebt. De volgende dialoog ontstaat:

  • Hé, hoe is het met jou?
  • Prima
  • Zakelijk?
  • Prima
  • Gezondheid
  • Helemaal in orde
  • Met je partner?
  • Prima
  • En de kinderen
  • Uitstekend
  • Nog wensen?
  • Nee, alles gaat helemaal naar wens.

Mensen die helemaal tevreden zijn, hoe leuk zijn die? Niet, dus. Je zou er nog wat informatie kunnen uitpeuteren over de laatste vakantie, over wat en waar de kinderen studeren en zo, maar deze goede bekende is ‘gewoon’ rondom tevreden. En mensen die rondom tevreden zijn, hebben nu eenmaal weinig te melden.

Veel interessanter zijn de verhalen die beginnen met ‘begrijp jij dat nou?’ Verhalen over de ‘kleine ongemakken des levens’. Zeker als die verhalen over het werk gaan. Dingen die mis zijn gegaan, medewerkers die niet doen wat gevraagd wordt, gedoe met de aandeelhouders of de bank, directies die ‘zomaar’ besluiten nemen. Kortom, allerhande gedoe die niets anders opleveren dan stress, frustratie, onmacht en… een publiek.

Voor verruit de meeste mensen lijkt het belangrijker om hun probleem te koesteren dan om het op te lossen. Het levert een verhaal op, een publiek en aandacht. Zo was ik pas (toch weer) hogelijk verbaasd na een gesprek met een ondernemer over wat er in zijn organisatie verbetert kon worden. Het verloop en verzuim van personeel is zo hoog dat de kwaliteit sterk onder druk staat. Zo sterk dat er eigenlijk maar weinig nodig is om de tent in te laten storten. Daar waren we het in ieder geval over eens. En daar bleef het bij… Hij kende het probleem, gaf toe dat hij er te weinig aan gedaan had en was ook niet van plan om er iets aan te doen. Het leverde hem prachtige anekdotes op over arbeidsmoraal en de beschermde positie van Nederlandse werknemers en daarmee een graag geziene gast op tal van ondernemersborrels.

Het trieste verhaal is het winnende verhaal. Het komt nog steeds voor dat stress gekoesterd wordt: ‘dat hoort er nu eenmaal bij’ of dat een hoog verzuim en verloop wordt vertaalt als ‘in dit bedrijf is er alleen ruimte voor de allersterkste’. Het doet me denken aan mensen die niet van hun depressie afwillen omdat dat het enige is dat ze nog hebben. Ouspensky beweerde al dat mensen verslaafd zijn aan hun lijden. Is het dan inderdaad te moeilijk om je een leven voor te stellen zonder frustratie, verdriet, zorgen en stress? Of levert het koketteren met negatieve emoties nog te veel op? Liever bekende pijn dan onbekend geluk?

Hoe dan ook. Als je wel kiest voor minder gedoe (met jezelf of met je bedrijf), leer ik je dat graag.

 

Spiritualiteit of Spirualiteit? Wat als je de IT er tussenuit haalt?

IT was de rode draad in mijn gesprekken deze week. Niet zozeer over de IT die er al is, maar vooral het denken over IT die er nog niet is. Eén aspect staat voor mij als een paal boven water: er gaat iets fundamenteels veranderen en niemand weet nog wat. Ontwikkelingen gaan immers met kwantumsprongen terwijl ons denken vooral bestaat uit associaties en innovaties.

Enerzijds kunnen we het scenario wel doorrekenen. Waar mechanisering vooral gericht was op de overname van fysieke arbeid, zijn we via automatisering, digitalisering en robotisering nu in de fase dat AI (artificial intelligence) steeds meer mentale arbeid zal overnemen. Waar innovatie vooral gericht is op meer van hetzelfde maar dan beter, zullen we steeds vaker te maken krijgen met iets totaal anders. Sneller dan we nu nog denken kan het gebeurd zijn dat een of andere vinding ervoor gezorgd heeft dat we vrijwel niet meer hoeven te denken. Alle informatie is real time beschikbaar, big data bestaat al en het is een kwestie van tijd voor een algoritme wordt gevonden en AI zowel strategie, planning en uitvoering voor z’n rekening neemt. Zowel in bedrijven, al bestaan die dan ook niet meer zoals we die nu kennen, als in de dagelijkse routine in je privéleven.

Health-apps zorgen voor 24/7 monitoring van je vitale functies en laten je weten wanneer je wat moet eten en wanneer je het lijf moet bewegen. Voedingssupplementen worden automatisch besteld en geleverd en via blockchain wordt alles keurig bijgehouden. Geen bank, geen accountant, geen apotheker, geen arts, geen… meer nodig. Nieuwe badkamer? Zelf ontwerpen, je 3D-printer aanzetten en het in elkaar zetten is net zo eenvoudig als een boekenkast van IKEA. En zo kunnen we nog even doorfantaseren en kan het sneller realiteit zijn dan we nu nog voor mogelijk houden.

Maar… wat gaan wij dan doen? De mechanisering en automatisering zorgde voor een verschuiving van arbeid naar de dienstensector. Waar zit dan de ruimte als de dienstensector vrijwel geheel geregeld wordt door een paar slimme robots? Het effect van de mechanisering heeft – ironisch genoeg – al laten zien dat we niet meer tijd voor onszelf hebben. Sterker nog, de generatie 20-ers van nu zijn meer gehaast dan de 20-er van dertig jaar geleden. Haast om de wereld te zien, haast om ervaringen op te doen, haast om over zichzelf te leren, haast om te weten wat ze in dit leven willen doen, haast, haast, haast… En dan nog inderhaast vergeten dat haast ook de betekenis heeft van ‘net niet’. Waar innovatie zou moeten leiden tot meer gemak, comfort en rust blijkt het juist meer beweging en onrust te veroorzaken.

Maar… wat gaan wij dan doen? Kan hier – analoog aan de ontwikkelingen in de IT zelf – ook gesteld worden dat innovatie (van goed naar beter) een kwantumsprong gaat maken naar anders? Machines kunnen zowel onze fysieke en mentale arbeid overnemen. Maar die zijn beide gericht op overleven en buitenwereld. Mensen hebben een fysieke intelligentie (bewegen), een mentale intelligentie (logos) en een emotionele intelligentie (verbinden). Als de richting is dat doen en denken kan (en zal) worden overgenomen door ‘de techniek’, impliceert dat dan meer aandacht voor onze emotionele ontwikkeling?

Ik hoop van wel. Het is immers dramatisch gesteld met onze emotionele ontwikkeling. Het aantal mensen dat aan emotionele incontinentie lijdt, zie ik alleen maar toenemen. Let bijvoorbeeld eens op uitspraken als: ‘ik ben boos (of verdrietig of wat dan ook) en dat is jouw schuld’; waardoor deze mensen feitelijk aangeven dat hun emotionele staat door anderen wordt bepaald. Hoewel zij hier wel een verband leggen tussen wat een ander doet en hoe zij zich daardoor voelen, is een beschuldiging niet hetzelfde als een verbinding. Verbinding gaat enerzijds over de verbinding in jezelf tussen denken, handelen en beleving; anderzijds over de verbinding met de wereld om je heen. Waar onze opvoeding erop is gericht om alles buiten de begrenzing van ons lichaam als ‘niet-ik’ te benoemen en er vanuit een ego-beleving een afscheiding is, gaat verbinding juist over het weer weghalen van die afscheiding. We zijn nooit niet verbonden geweest, we zijn het alleen maar vergeten doordat we werden afgeleid door onze zintuiglijke impressies.

Het mooie is dat de ontwikkeling van je emotionele intelligentie niet afhankelijk is van een technische vondst. Dat hier de fase van innovatie kan worden overgeslagen en het direct al anders kan. Wat er in de wereld ook gaat veranderen, het zijn veranderingen in de buitenwereld. De mogelijkheid om je binnenwereld te veranderen is er vandaag al. Je voorbereiden op de toekomst betekent werk aan je binnenwereld. Begin eens met verantwoordelijkheid nemen voor je eigen gevoel. Gevoel zit immers in jou en niet in de omstandigheden die dat gevoel oproepen. Ga je gevoel eens onderzoeken in plaats van je er door mee te laten slepen en er uiting aan te geven. Begin eens met “do not react”. Reacties zijn immers automatisch, niet creatief, en dat kun je aan machines overlaten…

(reageren op dit blog mag natuurlijk wel… 🙂