Stress hoort erbij. Echt?

Deze week publicatie nummer zoveel uit de reeks burn out en werk. We weten dat stress en stressgerelateerde klachten goed zijn voor 70% van het arbeidsverzuim, zo niet meer. We weten ook dat ieder dag verzuim zo rond de € 300,- kost. Daarbij zal het percentage mensen met stressklachten nog substantieel hoger liggen bij diegenen die geen werk hebben, terwijl ze dat wel zouden willen. De kosten van de gezondheidszorg lagen in 2016 rond de € 96.000.000.000,- Dat iedere Nederlander ruim € 300,- direct of indirect per maand meebetaald aan stress, is overigens al iets om stress van te krijgen.

En dat zijn nog maar de zorgkosten, de kosten van het verzuim zijn hier nog niet bijgeteld. De belangrijkste kosten zijn echter niet in € uit te drukken. Stress, als containerbegrip voor het hele scala aan destructieve emoties zoals frustratie, ergernis, zelfschaamte enzovoort gaat vooral ten koste van levensvreugde. Zowel voor degene die stress heeft als voor zijn of haar omgeving. Toch lijkt het of stress vooral een onderwerp is voor onderzoekers, therapeuten, medici en adviseurs. Last hebben van stress, lijkt nog behoorlijk in de taboesfeer te liggen. Terwijl mensen die geen last hebben van stress toch echt leukere gezinsleden, partners, werknemers en clubgenoten zijn…

“Mijn manager is wel de laatste die ik zou vertellen dat ik last heb van stress of onzekerheid”. Angst om als incompetent of inferieur te worden gezien, promotie mis te lopen of boven aan de lijst te komen van mensen die eruit gaan bij reorganisatie, zal hier een belangrijke rol spelen. Iemand heeft al last van stress, ongeacht wat als oorzaak wordt aangewezen, maar krijgt nog meer stress uit angst dat zijn of haar manager het zal ontdekken… Lijkt me niet handig. Toch is dit de stellige overtuiging van menig werknemer.

Stress zal eerst uit de taboesfeer moeten worden gehaald. Wellicht heeft het te maken met een lacune in onze Westerse opvoeding dat ‘overspannenheid’ een aandoening is, een gebrek of een zwakte. We hebben wel leren fietsen en zwemmen, maar we hebben niet geleerd hoe we constructief met emoties moeten omgaan. Teleurstelling, zelfschaamte, onzekerheid, frustratie, ergernis, woede, angst, jaloezie enzovoort waren sensaties en stemmingen waarvan we vooral niet moesten laten merken dat we die hadden. En als je daar wel publiekelijk last van had, was het tijd voor een bezoek aan een psychiater. Het zat dan tussen je oren, je was ziek. Niet alleen dat je ziek was, het was ook nog beschamend om zo’n aandoening te hebben. Het imago van stressklachten ligt dan aardig in de richting van een genitale aandoening. Daar loop je niet mee te koop.

Een van de gevolgen is dat mensen met stressklachten pas werkelijk hulp zoeken als het tot een burn out of erger heeft geleid. Een ander gevolg is dat de huisarts als eerste geconsulteerd wordt. Met als gevolg dat veel stressklachten gemedicaliseerd worden, terwijl we weten dat het effect van stemmingsveranderende medicijnen op z’n minst gezegd ernstig betwijfeld mag worden.

De realiteit is dat constructief omgaan met emoties een vaardigheid is. Een vaardigheid die vrijwel iedereen kan aanleren en die zelfs beduidend eenvoudiger aan te leren is dan menigeen nu nog zal denken. Mensen met een hoge emotionele intelligentie, hebben deze eigenschap van nature. Ze zijn levensgelukkiger, behalen gemakkelijker die resultaten die voor hen belangrijk zijn, hebben onderhoudende vrienden en goede relaties. Het zijn de mensen waar we bijna jaloers op zouden kunnen worden.

Het is dan wel belangrijk om het onderwerp ‘stress’ anders te gaan belichten. Stress hoort er niet gewoon bij. Stress is alleen functioneel als die energie ook daadwerkelijk functioneel gebruikt kan worden, zoals het opladen voor een belangrijke prestatie of een levensreddende actie. In alle andere gevallen is het destructief. En dan heb ik het nog niet over de mensen die er zelfs trots op zijn dat ze zoveel stress hebben op het werk…

Voor een training ‘verhoog je EQ (en reken af met destructieve emoties), ben je van harte welkom.

 

 

Stap voor stap…

Zes jaar geleden was ik om deze tijd onderweg van St. Jean Pied de Port naar Santiago de Compostela. Het wordt ten zeerste afgeraden om deze wandeling van iets meer dan 800 kilometer in de winter te doen. Het weer in de Pyreneeën kan verraderlijk zijn en meer dan 70% van de herbergen en restaurants onderweg zijn gesloten. Dorpjes zijn, of lijken in ieder geval, uitgestorven en slechts nu en dan kwam ik een andere pelgrim tegen.

Kans op vorst, sneeuw en onderkoeling was eigenlijk niet eens de belangrijkste reden waarom deze wandeling voor mij op dat moment af te raden was. Minder dan drie maanden daarvoor was mijn borstbeen doorgezaagd om mijn aorta-klep te vervangen. Zo’n ingreep betekent dat je conditie daarna echt 0,000-beetje is. “Wandelen is goed voor je” had de cardioloog gezegd. Ik had bedacht dat als ik anderhalf uur kon wandelen, dat ik de hele route in stukjes van anderhalf uur kon knippen zodat ik er uiteindelijk wel zou komen. ’s Morgens anderhalf uur, koffie, weer anderhalf uur, lunch en dan misschien nog een keer anderhalf uur.

Feitelijk meer een wandelend patiënt dan goed voorbereid, stapte ik op 8 januari St. Jean uit. Om me nog geen 500 meter verder af te vragen waar ik in hemelsnaam aan begonnen was. Omdat mijn borstbeen moest helen, had ik niet met een rugzak kunnen oefenen. Nu hing er meer dan 15 kg op mijn rug, het ging bergop en Santiago leek daarvandaan net zo onbereikbaar als een buitenaardse planeet. De paar pelgrims die ik ’s morgens had gezien, waren ver voor mij uit beeld gelopen. Daar liep ik. Alleen. Over diezelfde Napoleonsroute, waarvan de herbergier de avond ervoor nog had gezegd dat die nu te gevaarlijk was. Mocht ik ooit getwijfeld hebben aan een genomen besluit, dan was dit ‘m wel.

Vanuit mijn sportverleden heb ik een grote voorkeur voor schema’s en cijfers. Iedere meter die ik gezwommen of gelopen heb, was vooraf gepland en werd achteraf geregistreerd. Een wedstrijd van 4 km cross knipte ik mentaal in stukjes: 8 x 500 meter was voor mij veel beter. Ik begon te rekenen: 800 km, met een paslengte van 80 cm… en raakte in de knoei met het aantal nullen. Nog een keer… 1.000.000 stappen, op de kop af.

Op dat moment besloot ik dat het van hier naar Santiago de Compostela maar één stap zou zijn: de stap die ik nu maakte. Alle andere stappen bestonden immers alleen maar in mijn gedachten, die waren niet echt. De stap die ik nu maak is wel echt. Ik ging mijn stappen onderzoeken: aandacht bij hoe een stap eigenlijk tot stand komt. Voelen hoe mijn spieren en gewrichten bewegen. Door de aandacht zo volledig mogelijk te houden bij wat mijn lijf op dat moment aan het doen was, verdween de paniek, de onzekerheid, de scenario’s over waar het mis zou kunnen gaan. Zelfs het geïmproviseerde monument van de pelgrim die op die berg overleden was, leverde een glimlach op. Gedachten aan de dood had ik al voldoende gehad. Het leven lag voor me.

Santiago is maar één stap. Het is een metafoor die me er aan herinnert dat ik altijd maar één ding tegelijk kan doen. Terug van Nieuwjaarsverlof en meer dan 600 mails? Nee. Je hebt maar één mail tegelijk waar je je aandacht op hoeft te richten. Zoals alle stappen er al lagen, ik hoefde ze alleen maar één voor één in te vullen. Focus, werkelijk je aandacht richten op wat je nu aan het doen bent geeft rust. Daarbij: het verkleint de kans op uitglijders en blessures omdat je niet uitkijkt waar je loopt. Dit is in het ‘gewone leven’ niet anders. Veruit de meeste dingen gaan verkeerd omdat je het ene aan het doen bent terwijl je in gedachten ergens anders bent. Je lijf is aan het typen, praten, autorijden of fietsen terwijl je gedachten ergens in de toekomst of in het verleden zijn. Heen en weer tussen ‘had ik maar…’ en ‘als ik nou…’ Spanning en stress ontstaan als je eigenlijk iets anders wilt doen dan wat je nu aan het doen bent of ergens anders wilt zijn dan waar je nu bent.

Onvoorspelbare tijden…

“Wat wil je later worden?” Als je deze vraag afzet tegen de technische ontwikkeling, wordt het steeds lastiger om daar nog een antwoord op te geven. Het tijdperk van de kunstmatige intelligentie is al begonnen. Karakteristiek hierin is de verschuiving van ‘beter, sneller en goedkoper’ naar ‘volkomen anders’. Een verschuiving die een gigantisch effect zal hebben op het aantal beroepen dat nu nog bestaat. Vooral die beroepen waar je een ‘goed stel hersens’ voor nodig hebt.

 

Toen de schaker Kasparov in 1997 werd verslagen door een computer, werd duidelijk dat ons IQ overtroffen kon worden door dat van een ‘botje’. Inmiddels is de beurshandel al lang niet meer een markt waar mensen zich bewegen, maar een systeem van botjes die op elkaar reageren. Zelfrijdende auto’s zijn al lang geen nieuws meer. Waar mechanisering begon met het overnemen van fysieke arbeid, zijn we nu zover dat robotisering steeds meer onze mentale arbeid overneemt. En terwijl dit volop gaande is, staan we wezenlijk nog maar aan het begin van een nieuw tijdperk. Het paradigma van de naoorlogse generatie valt uiteen en het is aan de twintigers van deze tijd om een nieuw paradigma te bouwen.

 

Hoe de wereld er over vijf of tien jaar uitziet, weet nog niemand. Wat daardoor wel zeker is, is dat het aspect ‘voorspelbaarheid’ steeds kleiner wordt. En voorspelbaarheid heeft weer een directe relatie met stress. Ons huidige bestaan hebben we vooral te danken aan een voorspelbare omgeving. De overgrootouders van onze overgrootouders konden overleven dankzij een zekere voorspelbaarheid van hun omgeving. En ons DNA heeft in de loop van die paar duizend jaar beduidend minder upgrades gehad dan de smartphone die je drie jaar geleden kocht.

 

Onvoorspelbaarheid zet je instinctieve alarmsysteem aan, maakt je op je hoede voor wat zou kunnen gebeuren. Het bereidt je lichaam voor op een vechtvluchtreactie. Ook als er geen werkelijk levensgevaar is. Het maakt immers voor de werking van ons stress-systeem niet uit of de dreiging reëel is of bedacht. Eigenlijk is hier sprake van een bizarre paradox: innovaties die gericht zijn op het gemakkelijker maken van ons leven, veroorzaken dat we meer stress hebben doordat de toekomst minder en minder voorspelbaar is.

 

Hoe sneller de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie gaat, des te meer bedreiging dit vormt voor ‘werk en inkomen’, wat daarmee ook de wortel van ons bestaan raakt. “Wat doe je” of “wat wil je later worden” neemt nu nog een prominente plaats in. Je ontleent er een belangrijk deel van je identiteit, je status en je toekomstverwachting aan. Wat als dat werk ineens niet meer bestaat? Wat als je bijvoorbeeld jarenlang medicijnen hebt gestudeerd om confronteerd te worden met een ‘botje’ dat veel beter in staat is om diagnoses en behandelmethoden voor te schrijven?

 

Als ‘wat wil je later worden’ steeds minder relevant wordt, zal dit een verschuiving veroorzaken naar “wat kun je nu al doen” en “wat wil je nu al zijn”. Een onvoorspelbare buitenwereld is een impliciete uitnodiging om die betrouwbaarheid in je binnenwereld te vinden. Weten waar je kwaliteiten liggen, weten welke eigenschappen jij hebt die voor anderen waarde hebben. Flexibiliteit, optimisme, focus op hoe wel. Dit vraagt vooral om het vermogen om ontspannen te blijven en overzicht te houden, ongeacht de omstandigheden. Primair vraagt dit om de vaardigheid om effectief te kunnen omgaan met emoties, zoals stress, onzekerheid, ongeduld, frustratie, wantrouwen, teleurstelling en zo voort.

 

 

 

 

Hoe heet jouw paard?

De mooiste metafoor over het menselijk functioneren, is die van de equipage. Uit de periode waarin koetsen, paarden en koetsiers nog een hoofdrol speelden. In eerste instantie is de vergelijking wel grappig, bij overdenking ervan kun je de schoonheid erin vinden. En met enig zelfonderzoek naar de betrouwbaarheid van de vergelijking, kom je tot de – soms wat confronterende – ontdekking dat deze metafoor meer waarheid bevat dan ‘leuk’ is.

Bij een goed functionerende equipage maken zowel koets, koetsier en paard een verzorgde indruk. Deze zou je dan ook graag willen huren als je ergens heen wilt. De koetsier is alert en attent, weet de weg en kan uitstekend met het paard overweg. De koets is schoon en comfortabel. Ook als je in een voor jou vreemde stad bent, is er direct het vertrouwen dat je zonder problemen zult aankomen waar je wilt.

In deze vergelijking staat de koetsier voor je denken, het paard voor je gevoel en de koets voor je lichaam. Jij, als passagier onzichtbaar voor de buitenwereld, bent de inspiratie waardoor de equipage in actie komt. Zo zou ieders leven ook behoren te zijn: je inspiratie wordt door je denken omgezet in plannen, je enthousiasme zet je in beweging en je doet wat nodig is om inspiratie te transformeren naar realisatie.

Alleen… niet alle equipages zijn in uitstekende conditie. Veel geïnspireerde ideeën komen nooit verder dan idee. Met als belangrijkste reden dat de drie delen van de equipage niet samenwerken. De koetsier is in gedachten, dromend van een beter leven of mijmerend over waar het mis is gegaan. De bekende ‘als ik nou’s en had ik maars’, terwijl hij naar de buitenwereld een beeld van zichzelf wil verkopen als ‘de man van de wereld’. Vol van zichzelf en vol van illusies, wordt de aanroep van de passagier niet gehoord.

Het geld dat de koetsier ontvangt voor onderhoud van paard en koets gaat voornamelijk op aan drank en vermaak. Met als gevolg dat het paard ondervoedt en verwaarloosd is. De koets kent wellicht wat kleine gebreken en de bewegende delen zijn onvoldoende gesmeerd waardoor de kans op ernstige schade en uitval groter is geworden. Het paard, murw van het klappen van de zweep, gaat z’n eigen gang. Graast daar waar wat te eten is, staat stil bij ieder die een wortel of appel voorhoudt en vermijdt plaatsen waar het eerder pijn of ongemak heeft ervaren. De koetsier droomt wat voor zich uit, waardoor hij eigenlijk niet eens in de gaten heeft wat het paard doet. Als je al in zo’n equipage bent gestapt, zul je hoogstwaarschijnlijk uitstappen, de koetsier niet betalen en ander vervoer zoeken.

Ernstiger is het wanneer het paard op hol slaat. Geschrokken van iets onbekends in de omgeving, of reagerend op andere paarden die geschrokken zijn of ‘gewoon’ ineens de kolder in het hoofd krijgt. Het paard sleurt de koets achter zich aan, de koetsier valt van de bok en kan niet veel meer dan achter de koets aanrennen. Doorgaans eindigt deze rit als het paard uitgeput is of vastloopt omdat paarden wel over hekjes kunnen springen, maar koetsen niet…

Zo’n filmpje bedenken van een koetsier die achter z’n paard en koets aan rent, is nog wel grappig. Vanuit de metafoor gezien betekent dit dat je emoties bepalen wat je doet en je er geen enkele regie meer over hebt. Je doet boos, verdrietig, ongeduldig, jaloers, gefrustreerd, chagrijnig of wat dan ook, zonder dat je dat wilt of kunt veranderen. Als jouw paard over de rooie gaat, steekt dat ook weer andere paarden aan en voor je het weet is het een janboel van een kudde op hol geslagen paarden en koetsiers die er achteraan rennen.

Open kunnen staan voor inspiratie vraagt ten eerste om een attente en alerte geest die zich niet laat afleiden door allerlei impressies en reclames uit de buitenwereld, die weer associaties oproepen. Daarbij is het essentieel voor het proces van inspiratie naar realisatie dat de koetsier en het paard op elkaar zijn afgestemd. Dat het paard het vertrouwen heeft van de koetsier en dat de koetsier attent is op de kleine bewegingen van het paard, zodat hij tijdig kan bijsturen en tempo en richting kan bepalen.

Het paard veroorzaakt de beweging van het geheel. Alles dat we doen komt vanuit een emotie. Aangezien emotie bepaalt hoe jij je leven ervaart, is het best wel belangrijk om regie te leren voeren over die emoties. Ze tijdig op te merken en de energie ervan in juiste banen te leiden. Zodat je inspiratie via motivatie tot realisatie komt. Oftewel zodat je ontspannen kunt doen waar je gelukkig van wordt.

Deze metafoor is nog veel verder uit te diepen. Een eerste kennismaking levert veelal al het besef op dat ‘ik’ niet mijn denken ben, niet mijn gevoel ben en niet mijn lichaam ben. Het zijn wel drie kwaliteiten die ik nodig heb om het leven te leiden dat ik wil. De kunst is dan ook om deze drie samen te laten werken, ze alle drie te betrekken. Slechts aandacht voor één van de drie heeft dan ook niet zoveel zin. Zo is het bijvoorbeeld niet zo moeilijk om de koetsier de ene illusie over zichzelf te laten ruilen voor een andere. Het is echter meer zinvol om de relatie tussen de koetsier en het paard te verbeteren waardoor de conditie van het paard er op vooruit gaat. Eerlijk gezegd is dat laatste ook niet zo moeilijk. Dat is precies waarvoor we Counting bedoeld is.

 

Minder denken: meer energie

Waar ben je als je in gedachten bent? Hoe kom je daar?

Als…., dan… Heel veel gedachtestromen beginnen met ‘als’… Heel vaak komt na ‘als’ een gedachte aan wat je juist niet wilt dat gebeurt. Het piekeren en het zorgen maken. De toekomstscenario’s waarvan je juist niet wilt dat ze concreet worden. Aan de andere kant begint ook het wegdromen met ‘als’… Wat deze twee met elkaar gemeen hebben is dat ze beide op fantasie berusten en dat ze beide ongelooflijke energievreters zijn.

Energie krijgen vooral vanuit het voedsel dat we eten en de rust die we nemen. Energie voor ons denken, energie voor ons gevoel en energie voor ons fysiek. In relatie tot ons eigen energiegebruik gaat hier de vergelijking met olie op. Dieselolie is minder geraffineerd dan benzine en benzine is weer minder geraffineerd dan kerosine. Zoals meer gevoelige motoren een fijnere kwaliteit brandstof nodig hebben, zo is dat ook in ons ‘systeem’. Onze mentale functie kan uitsluitend kerosine verwerken. Onze emotionele functie heeft een mengsel nodig van kerosine en benzine en ons fysiek functioneert optimaal op een mengsel van alle drie.

In gedachten zijn kost energie. Te veel in gedachten zijn zorgt ervoor dat er te weinig hoogwaardige brandstof is voor ons gevoelsleven en er al helemaal niets meer overblijft voor ons fysieke welzijn. Met lusteloosheid als eerste signaal. Geen zin meer hebben in iets. Thuis komen uit je werk, op de bank vallen en niet veel meer willen of kunnen dan naar bewegende beeldjes kijken. Vooral geen zin hebben om zelf een uurtje te bewegen. Je emoties worden minder stabiel, net als bij een pingelende motor. Je wordt gevoeliger voor -vooral negatieve – emoties van anderen of juist onverschillig voor wat erin je omgeving gebeurt. En als de kerosine op is, merk je dat je niet meer helder kunt denken.

Eigenlijk ben je dan al de regie over je leven vrijwel kwijt. Dit gaat vaak samen met de overtuiging dat je somberheid of chagrijn komt door de omstandigheden en/of het gedrag van anderen. Van alles en iedereen kan de schuld krijgen van je misère of ongenoegen. Het vervelende is dat dit juist nog meer gedachten oproept die beginnen met ‘als’…

Niet in gedachten zijn, is aanwezig zijn. Je mentale aandacht is dan gericht op wat je aan het doen bent. ‘Je aandacht erbij houden’ zorgt ervoor dat er geen energie weglekt, waardoor je emotioneel gemakkelijker in balans blijft en meer energie overhoudt voor de dingen die je wilt doen. De wereld is leuker als je er bent…

Smoesjes

Stress en andere beperkende emoties lijken soms net zo lastig bespreekbaar te zijn als aambeien. Mensen die er echt last van hebben, zullen dat niet gemakkelijk toegeven. Stress is wel zeer bespreekbaar als we het over anderen hebben. Zeker als het stressgedrag van die anderen tot anekdotische verhalen leidt. Feitelijk is dit gewoon roddel, maar anekdote klinkt wat vriendelijker. Zolang stress niet onze eigen stress betreft, hebben we er best wel een mening over.

Waar komt die schaamte vandaan? Hoe komt het dat ‘stress’ als onderwerp vrijwel dagelijks de media haalt, maar dat we het niet op onszelf betrekken? Dat we menen dat vooral anderen daar last van hebben? De grootste kans is dat dit te maken heeft met ons zelfbeeld. We zien onszelf graag als competent en ambitieus en we willen vooral graag dat anderen ons zo zien. Vrijwel geen werknemer zal zijn manager vertellen dat hij of zij last heeft van onzekerheid of stress, bang om als incompetent of inferieur gezien te worden en de kans op positieverbetering direct al om zeep te helpen. Maar ook als we door mensen die wat dichter in onze intimiteitzone mogen komen worden aangesproken op gedrag dat duidelijk door emoties wordt bepaalt, willen we daar liever niet van weten.

Het is als betrapt te worden met je vingers in de koektrommel. Je weet dat je bezig was iets lekkers te snaaien, je dacht dat je ermee weg kon komen en ineens wordt je betrapt. Dat is het moment waarop de smoesjes beginnen, het verhaal waarvan je hoopt dat een ander het gelooft, maar waarvan je zelf donders goed weet dat het niet waar is. De smoesjes die we gebruiken als we betrapt worden op stressgedrag zijn aardig in overeenstemming met het aantal keren dat we stressgedrag vertonen.
De (doorzichtige) smoesjes top 5:

Met stip op 1: het gedrag van anderen de schuld geven van jouw emotie. Hier zit altijd een redenatie in met “als… dan” die neer komt op als anderen nu maar anders gedaan hebben dat ze deden, dan had ik me beter gevoeld.

Op de hielen gevolgd door (2): de onbeïnvloedbare omstandigheden de schuld geven. Deze ligt dicht bij de eerste, met dat verschil dat hier omstandigheden de schuld krijgen die je zelf niet kunt veranderen. De variëteit hierin is zo breed als je maar kunt bedenken: het weer, de verloren wedstrijd van je favoriete club, het openbaar vervoer, de klimaatverandering, de opkomst van kunstmatige intelligentie, de politiek, de belastingdienst… Je noemt het maar.

Deze tweede plaats wordt overigens ernstig bedreigd door (3): de wel door jou beïnvloedbare omstandigheden de schuld geven. Je thuissituatie, je werk, je uitgaansleven, je financiële mogelijkheden.

“Ik ben nu eenmaal zo” staat stabiel op een vierde plaats. Waarbij de schuld weliswaar binnen zichzelf gezocht wordt, maar tevens wordt aangegeven dat iemand niet van plan is om ook maar iets aan zichzelf te veranderen.

‘Bagatelliseren’ tenslotte op een vijfde plek. Dooddoeners als ‘stress hoort er nu eenmaal bij’. Of het ‘nu even geen commentaar’.

De eerste drie gaan voorbij aan het feit dat ‘gevoel in jou zit, niet in de omstandigheden die dat gevoel oproepen’. Alles is gebaseerd op een fantasie die begint met ‘als…’ De realiteit is echter dat ‘als’ niet de realiteit is. Wat we graag gewild hebben dat anderen deden, dat deden ze niet. Ongeacht welke reden ze daarvoor hadden, ze deden wat ze deden. (punt) De omstandigheden zijn ook gewoon wat ze zijn. Je kunt je zorgen maken over wat er in het Midden Oosten of in Amerika gebeurt, over klimaatverandering, genetische manipulatie, de selectieve berichtgeving van de ‘officiële’ media, kunstmatige intelligentie, de politiek of de belasting die je moet afdragen. Het is wat het is.
Datzelfde geldt voor je privéomstandigheden. Natuurlijk vraagt het iets van je als je de zorg voor kinderen hebt, een ideale partner wilt zijn of er graag één zou willen vinden, de gezondheid van je ouders extra aandacht vraagt, je partner gedrag vertoont waar je niet blij van wordt. Kortom als één of meerdere van de vier belangrijke levensgebieden (gezondheid, persoonlijke groei, relaties en financiële veiligheid) van jezelf of van je dierbaren bedreigd wordt.

Gevoel en beleving zitten echter niet in die omstandigheden zelf. Gevoel en beleving is de betekenis die je aan die omstandigheden geeft. Stress en zo ontstaat als je aandacht bij die omstandigheden is in plaats van bij wat nu concreet van je gevraagd wordt. Stress is veelal het gevolg van wat er zou kunnen gebeuren, waarbij vooral aandacht gaat naar die scenario’s waarvan je juist niet wilt dat ze gebeuren. Beperkende emoties spelen op bij onzekerheid en onvoorspelbaarheid. Als iets onvoorspelbaar is of onbekend is, treedt onmiddellijk de vechtvluchtreactie in werking.

“Ik ben nu eenmaal zo” is van een andere orde. Je kunt je niet verschuilen achter het masker van je valse persoonlijkheid, van je zelfbeeld. Mensen die dit werkelijk menen, zijn gestopt met groeien en dus feitelijk doods. Groei is immers de continue verandering. “Ik ben nu eenmaal zo” is dan ook niet waar. Mensen zijn niet hun karakter, mensen maken gebruik van karakter om zich een houding te geven in de interactie met de buitenwereld. Vaak wordt “ik ben nu eenmaal zo” gebruikt als er sprake is van een machtsituatie. Leidinggevenden komen er regelmatig mee weg, waarmee ze aangeven dat zij zich zelf niet hoeven aan te passen, maar wel van anderen verwachten dat ze zich aanpassen.

Bagatelliseren komt veelal voor in situaties waarin het juist de beperkende emotie is die de regie voert. “Stress hoort er nu eenmaal bij”, kan alleen maar geuit worden als stress zelf aan het woord is. Emotie is de meest voorkomende gehoorafwijking. Iemand die ‘in een emotie zit’, iemand dus die zelf niet de regie voert maar de emotie laat bepalen wat ze doen, is niet aanspreekbaar. Probeer het maar eens uit. Zeg tegen iemand die zich diepverdrietig voelt dat het wel weer over zal gaan, of zeg tegen iemand die zich vreselijk opwindt, dat hij zich niet moet opwinden… De emotie zal terugvechten. Verdriet wil niet dat het weg gaat, verdriet wil blijven. Boosheid wil zich laten gelden en wordt alleen maar groter als het weerstand krijgt.

Toch… het zijn smoesjes, niets dan smoesjes. Flauwe en laffe excuses om niet de verantwoordelijkheid te nemen voor je eigen gevoel en beleving.

Emotionele incontinentie

Emotioneel incontinent of emotioneel intelligent?

Ken je ze? Die mensen die je omzichtig benadert omdat je nooit van te voren weet hoe hun humeur is? De ene keer hartelijk en amicaal, dan weer afstandelijk en nurks of zelfs boos en vijandig? Waarbij hun stemming ook nog ineens zonder aanwijsbare oorzaak kan omslaan? En waarbij je eigenlijk altijd op je hoede moet zijn?

Mensen die zonder enige gene of schaamte uiting geven aan iedere emotie die bij hun opkomt. Frustratie wordt afgereageerd op de eerste de beste die in de buurt komt, onzekerheid of verdriet veroorzaakt jammergedrag en hun blijdschap willen ze weer jubelend met iedereen delen. En dat de hele dag door.Doodmoe word je ervan. Terwijl jij gewoon rustig en gefocust je werk wil doen… Dit zijn mensen die aan “emotionele incontinentie” lijden.

“Emotionele incontinentie” is niet alleen een ernstige aandoening, het lijkt wel epidemische vormen aan te nemen. En de meeste mensen zijn er zich niet eens van bewust. Klagen bijvoorbeeld, is een symptoom van emotionele incontinentie. Let maar eens op hoeveel mensen er klagen over van alles en nog wat. Over het weer, een verloren wedstrijd van hun voetbalclub, over hun baas, hun salaris of werktijden, het openbaar vervoer of wat dan ook. Terwijl ze zelf niet het gevoel hebben dat ze klagen, dat is nog het trieste. Ze zien het meer als “eerlijk delen” met anderen. Als een manier om zich verbinden. Anderen deelgenoot willen maken. Maar wie zit er nu werkelijk te wachten op hun drama en ellende? Uit een volkomen misplaatst idee van beleefdheid luisteren we er vaak ook nog naar en knikken we braafjes mee. Veelal niet beseffend hoeveel energie dat kost en niet beseffend dat we onze tijd aan anderen geven zonder daar ook maar iets voor terug te krijgen.

Soms kun je deze mensen nog wel vermijden, zoals bepaalde collega’s of treinpassagiers. Lastiger wordt het wanneer mensen met een autoriteitspositie aan emotionele incontinentie lijden. Los van het feit dat ze hiermee schaamteloos onthullen dat ze over een zeer matige tot geheel ontbrekende emotionele intelligentie beschikken (hoe slim ze verder ook zijn) en los van het feit dat vrijwel ieder gedrag van leidinggevenden voorbeeldgedrag is voor de organisatie… De ene keer zijn ze zeer voorkomend, bieden koffie aan en hebben alle aandacht voor je om je – nog geen uur later – af te snauwen of je publiekelijk kritiek te geven. Als ze blij zijn moet iedereen dat weten, en als ze gefrustreerd of boos zijn moet ook iedereen dat weten. Volkomen ten onrechte zijn ze er vaak zelf van overtuigd dat dit een legitieme uiting is van hun authenticiteit en eerlijkheid naar anderen. Feitelijk is het niets meer dan het terroriseren van hun omgeving.

Je kent ze. Soms zijn ze niet te vermijden of te ontlopen. Karakteristiek aan emotionele incontinentie is dat de omgeving er meer last van heeft dan de patiënt zelf. Het is dus belangrijk om je te beschermen tegen de schaamteloze uitingen van emotionele labiliteit van anderen. Het risico bestaat dat je meegaat in de negativiteit van anderen. A uit zijn frustratie, B reageert verontwaardigd, waarop A nog nijdiger wordt en B uit z’n slof schiet. Voor je het weet zijn er slechts nog verwijten over en weer, terwijl waar het werkelijk over moet gaan volledig uit beeld is.
Dergelijke confrontaties leiden wezenlijk tot niets anders dan het neerwaarts bijstellen van het beeld van de ander. Waardoor bij een volgende ontmoeting je ofwel gaat zoeken naar bevestiging van dat beeld of alsnog probeert verhaal te halen.

Hoe aardig zou het zijn als iedereen zich zou voornemen, al is het alleen maar voor vandaag, hun frustraties niet op anderen af te reageren. Geen ongevraagde feed-back geven. Niet boos te kijken, geen handgebaren te maken en gewoon even een blokje om te gaan. Of nog beter: kijk voor de aardigheid eens hoe het jouw dag verandert als je je inspant om minzaam te zijn. Vraag je niet steeds af waarom anderen doen wat ze doen maar besef dat ze het kennelijk niet makkelijk hebben met zichzelf of met hun leven. De emotie van anderen heeft niets, maar dan ook helemaal niets met jou persoonlijk te maken heeft. Neem het dus ook niet persoonlijk. Niet direct en impulsief reageren op wat iemand zegt of doet, maar eerst bedenken welke reactie van jou de situatie werkelijk nodig heeft. Niet reageren, maar creëren. Ook jij kunt je energie maar één keer gebruiken.

Het spookhuis van je gedachten

In gedachten… Hoe vaak ben je daar? Of we zijn bewust en functioneel bezig met ons brein of we zijn we ‘in gedachten’. Waar we dan precies zijn, weten we niet. Ergens in gedachten. Als dat prettige gedachten zijn hebben we daar niet zo’n last van, een beetje dagdromen en fantaseren is prima. Ongewenste gedachten zijn wel heel vervelend. Als we ons brein niet actief en bewust gebruiken, kunnen we het niet uitzetten of pauzeren. Gedachten blijven komen en gaan. Niemand weet waar ze vandaan komen. Ineens zijn ze er. Gedachten over dingen die zouden kunnen gebeuren, maar waarvan we juist niet willen dat ze gebeuren. Doemscenario’s. Gedachten over dingen die mensen zouden kunnen zeggen, vinden of doen als… Dat deel van je gedachten zou je ‘het spookhuis’ kunnen noemen. En, als je er eenmaal in bent, dan kom je er niet zo gemakkelijk weer uit.

Ongewenste gedachten. Ineens zijn ze er. Veelal veroorzaakt door iets dat verandert, dreigt te veranderen of zou kunnen veranderen. Een onverwacht pijntje dat niet weggaat, veranderende wensen van opgroeiende kinderen, nieuwe collega’s of -buiten onze invloedssfeer- de broeihaarden in de wereld, de klimaatsverandering, de stijging van de zorgkosten, het mogelijke effect van AI op jouw baan of wat je ook maar raakt. Verandering is dan wel de enige constante, het brengt voor veel mensen ook onzekerheid en stress met zich mee. Aangezien het tempo waarin veranderingen optreden vrij aardig de Wet van Moore lijkt te volgen, waarbij ook het aantal veranderingen zich iedere twee jaar verdubbelt, is het niet vreemd dat de hoeveelheid stress evenredig toeneemt. Waar je jezelf nog kent als optimistisch en gemakkelijk omgaand met de uitdagingen van het leven, gaat dat ineens toch minder gemakkelijk.

Ons brein, of beter gesteld, ons mentale brein gebruiken we primair om structuur aan te brengen in de wereld om ons heen. Al op jonge leeftijd leren we onderscheid te maken tussen alle objecten om ons heen en ze allemaal een naam te geven. Door de combinatie met de gevoelsbeleving die we bij al die objecten hebben, krijgt de wereld om ons heen betekenis. Rudimentair verdelen we de wereld in aangename en onaangename dingen. Vervolgens zijn we erop gericht om meer te krijgen van wat we prettig vinden en te vermijden van wat we onprettig vinden. Als we dan toch geconfronteerd worden met wat we onprettig vinden, ontstaat een stressreactie.

Onzekerheid is bijvoorbeeld iets dat we vermijden. De primaire functie van dingen betekenis geven – ze een plekje geven – wordt ernstig gefrustreerd als iets wel op ons afkomt, maar we weten niet wat het is en we weten niet hoe te reageren. Ons instinctieve systeem neemt over: als het niet betrouwbaar is, is het per definitie bedreigend: stress. Hoe avontuurlijk de homo sapiens ook van nature is, is voorspelbaarheid van de omgeving wel datgene waardoor de soort nog steeds bestaat. Iets dat we geen betekenis kunnen geven, levert een gevoel van onzekerheid en verwarring op. En dat gevoel willen we liever niet, dus ontstaat een stressreactie. Aangezien we geen logica, samenhang of causaliteit kunnen aanbrengen in iets waarvan we niet weten wat het is, maakt het brein overuren zonder bruikbaar resultaat. Met als gevolg dat het gevoel van onzekerheid groter wordt. Kortom, we zijn gevangen in het spookhuis.

Niet willen dat de gedachten er zijn, helpt niet. Zo kom je juist dieper in het spookhuis. Bewust even jezelf op andere gedachten brengen helpt slechts voor de tijd dat je dat bewust kunt. Voor de meeste mensen is dit hooguit een paar minuten. Je kunt problemen niet oplossen op het niveau waarop ze zijn ontstaan (zei Einstein dat ook al?) en een vergelijking met meerdere onbekenden geeft een oneindig aantal mogelijke oplossingen.

De crux is dat we niet op tijd in de gaten hebben dat we een negatief gevoel hebben. En negatieve gevoelens hebben we liever niet. Het gevoel vraagt het mentale brein om een oplossing. Maar die is er niet. Het gevoel verandert daardoor niet en zal het brein blijven aansporen een oplossing te bedenken. Het echte probleem is dus niet het gevoel van onzekerheid zelf, maar is veeleer dat we dat gevoel niet willen. Ongewenste gedachten kun je echter niet bestrijden met andere gedachten, ongewenste gedachten veranderen zodra het gevoel verandert. Te beginnen bij acceptatie van dat wat is. ‘Confusion is a state, get used to it…’ Effectief kunnen omgaan met negatieve emoties is de uitgang van het spookhuis.

We repeat what we don’t repair

Habits…

Veruit de meeste gewoonten zijn zeer functioneel. Zo hoef je niet iedere dag opnieuw te leren hoe je je veters moet strikken. Waarschijnlijk weet je niet eens meer of je vanmorgen eerst je linker- of je rechterschoen hebt aangetrokken. Wel zou je het hebben opgemerkt als je maar met één schoen aan de deur was uitgegaan. Onderzoekers beweren dat we hooguit 5% per dag iets doen waar we onszelf van bewust zijn. En, eerlijk is eerlijk, over het algemeen gaat dat best goed.

Maar om er nu een gewoonte van te maken om overal een gewoonte van te maken, blijkt niet zo handig. Voor je het weet, zijn je dagen een gewoonte geworden. Dat is overigens de reden dat de dagen steeds sneller lijken te gaan. Je doet niet alleen dezelfde dingen iedere dag maar ook je gevoelsleven en gedachten hebben hun eigen gewoonten. Zo reageer je voorspelbaar op wat je aangenaam vindt en net zo voorspelbaar op wat je niet aangenaam vindt. Je hebt een mening over politiek, religie en de opwarming van de Aarde, je hebt een mening over de mensen waar je regelmatig contact mee hebt. Je hebt de wereld verdeeld in dingen die je prettig vindt en dingen die je liever vermijdt. En je levenstevredenheid wordt in belangrijke mate bepaald door in hoeverre je er in slaagt om meer te krijgen van wat je prettig vindt en te vermijden van wat je onprettig vindt. Maar ook dat is een gewoonte… De dagen gaan steeds sneller en voor je het weet is het bijna kerstmis.

Stress treedt op als je niet realiseert wat je graag wilt en als je datgene wat je onprettig vindt, niet kunt vermijden. Als gewoonten voor meer dan 95% bepalen wat we op een dag doen, voelen en denken, dan is het aannemelijk dat we voorspelbare stressmomenten hebben. Stress die opgewekt kan worden door het weer, een verloren voetbalwedstrijd van je favoriete club, het verkeersgedrag van anderen, de kwaliteit van het openbaar vervoer en vooral het (eveneens voorspelbare) gedrag van niet te vermijden anderen. Die ene manager, collega, klant of wie dan ook waar je echt niet mee overweg kunt. Zelfs als je nu aan hem of haar denkt, gaat je hartslag omhoog en kun je een gevoel van walging of afkeer gemakkelijk oproepen. Die mensen waarvan je zegt dat je onzeker van ze wordt, gestrest raakt als ze in de buurt zijn of die op welke manier dan ook je werkplezier of levensvreugde frustreren.

Als je die voorspelbare stressmomenten hebt, heb je dus een gewoonte die niet functioneel voor je is. Als het voorspelbare – en voor hen natuurlijke gedrag – van anderen bij jou automatisch een vervelend gevoel oproept, dan heb jij daar last van. Niet alleen als je met ze geconfronteerd wordt, maar zelfs het idee van een mogelijke confrontatie kan al stress oproepen. Als het idee dat het morgen regent nu al je humeur kan bederven, is dat niet zo handig. Gewoontes maken zelf geen onderscheid tussen functioneel en niet functioneel. Voor een gewoonte is het gewoon om zichzelf te blijven herhalen. Repeat or repair, jij hebt die keuze wel.

 

Feelings are just visitors…

Gestrest? Blij? Gefrustreerd? Tevreden? Opgewonden? Nieuwsgierig? Je leven is een aaneenschakeling van emoties. Hoe jij je voelt, hoe jij je leven ervaart, wordt bepaald door emoties. Wat we doen is veel minder belangrijk dan hoe we ons daarbij voelen. De persoonlijke waarde van wat je presteert wordt bepaald door het gevoel dat je daar zelf over hebt. Hoewel emoties dus wezenlijk ons leven bepalen, kun je ze maar lastig kiezen of beïnvloeden. Als je onzeker bent of gestrest, geërgerd, gefrustreerd, teleurgesteld of wat dan ook bent, dan ben je dat op dat moment. Ook als je dat niet zou willen zijn.

Emoties bepalen dan wel hoe we ons leven ervaren, maar we hebben er doorgaans geen grip op. En dat is, op z’n zachts gezegd, niet zo fijn. Vooral niet nu het steeds breder bekend wordt dat mensen met een hoge emotionele intelligentie ‘levensgelukkiger’ zijn. De vraag komt dan op of er rek zit in je emotionele intelligentie. (Het antwoord hierop is overigens een volmondig ja, en het is zelfs gemakkelijker te leren dan veelal nog wordt gedacht.)

Als je beter de regie wilt voeren over je emoties, wat eigenlijk neerkomt op meer regie te voeren over je leven, is er een belangrijk ‘weetje’ over emoties: je emoties zijn vele malen sneller dan je gedachten. Te vaak wordt nog gedacht dat onze gedachten bepalen hoe we ons voelen, maar dat is echt maar bedacht. De emotie is er eerst en pas nadat we ons hiervan bewust zijn, geven we een betekenis aan dat gevoel. Dan noemen we het tevredenheid, ergernis of wat dan ook. Ga nu maar eens voor jezelf na hoe je je voelt. Je zult dan eerst je gevoel moeten onderzoeken en herkennen, voordat je het kunt benoemen. Het gevoel was er echter al voordat je het kon onderzoeken…

Dit heeft te maken met het gegeven dat vrijwel al onze dagelijkse emoties worden ‘geproduceerd’ door onze instinctfunctie. Wat wordt aangestuurd door onze instinctfunctie is vele malen sneller dan onze gedachten. Je kunt dit eenvoudig zelf verifiëren met een kniereflex of spontaan wegduiken voor werkelijk gevaar. Zolang emoties ervoor zorgen dat we onze omgeving overleven, is dat vertrouwenwekkend en functioneel. Op het moment dat diezelfde emoties gaan bepalen wat we met ons leven willen, is dat storend en disfunctioneel. Dan noemen we ze negatieve emoties. Er vanuit gaande dat je dagelijkse bezigheden niet daadwerkelijk levensbedreigend zijn, zou er dan ook geen ruimte moeten zijn voor negatieve emoties.

De meest voorkomende reactie op een ongewenst, disfunctioneel of negatief gevoel is ‘niet willen dat dat gevoel er is’. Vaak gevolgd door een poging om de bron van onze ergernis te veranderen of te ontlopen. Als dat kan, is dat natuurlijk prima. Veel vaker hebben we geen invloed op de bron of oorzaak van onze negatieve emoties. Het weer, de verloren voetbalwedstrijd van je favoriete club, de drukte tijdens de spits of het gedrag van anderen. Veel is ‘gewoon’ wat het is en daar heb je een gevoel bij. Voor jou is dat de realiteit van dat moment.

De crux zit in ‘de realiteit van dat moment’. Als je je dag terugfilmt, zul je zien dat het een aaneenschakeling is van gebeurtenissen en belevingen. Belevingen die de hele dag door veranderden. Jouw beleving van al die momenten, zijn jouw momenten van waarheid, zo voelde je je immers. Alleen, dat gevoel veranderde daarna weer en daarna weer en daarna alweer, de hele dag door. Wat het was waardoor je stemming veranderde, kun je niet weten omdat de emotie veel sneller is dan je gedachte. Analyseren is dan ook zinloos. Wat je wel kunt doen is om een gevoel te laten voor wat het is, een gevoel dat vanzelf weer ruimte maakt voor een ander gevoel.

Stel dat je in een restaurant komt en volkomen, maar dan ook helemaal genegeerd wordt. Je krijgt geen tafel, je kunt niets bestellen en iedereen loopt je straal voorbij, alsof je niet bestaat. Hoe lang blijf je dan? Ongewenste gevoelens kun je beschouwen als ongenode gasten op jouw feest: ze zijn er wel even maar als je ze geen aandacht geeft, gaan ze vanzelf weer weg.